Fanatiek fietsen

Ik ben niet zo’n fanatiekeling. Althans, in het begin wel heel even. Dan wil ik ineens piano leren spelen of geneeskunde studeren. Heel fanatiek ratelt het dan in mijn hoofd. Maar na vijf minuten sterft het idee alweer een stille dood. Terwijl het dus wel heel even serieus aanvoelde.

Met fietsen ben ik toch een klein stukje verder gekomen. Ik heb een racefiets, bijpassende schoenen, een echt vrouwenzadel (waarvoor ik in een winkel speciaal met mijn zitbotjes op een soort meetlatje ben gaan zitten), een helm en zelfs een tasje met een reserveband erin. In de Achterhoek ging ik geregeld een rondje fietsen. Altijd hetzelfde rondje (dat is toch een beetje de hardloper in mij), altijd 20 km, altijd deed ik er 54 minuten over. Geen prestaties om over op te scheppen, maar de terugkomst voelde fijn. Ik had iets gedaan, gesport, zonder het te merken, en mocht weer een wijntje met een chocolaatje.

Diezelfde fiets is meeverhuisd naar Berlijn. Toen ik net naar beneden liep en in de garage mijn fietsschoenen zocht, heb ik maar even liefdevol wat stof van het zadel gehaald met mijn wijsvinger.

Natúúrlijk kun je hier fietsen.

Natúúrlijk zijn ook hier racefietsers die rondjes trekken, die er professioneel bij kijken en waarschijnlijk verder komen dan ik ooit heb gefietst. Het idee van rode veilige fietspaden moet je laten varen, je krijgt er heel wat kinderkopjes en gestuiter aan je kont bij, maar onmogelijk is het niet.

Ik heb zelfs het plan al gevat, vorig jaar september. Ik vroeg mijn goede vriendin (en profwielrenster) Marijn de Vries via Twitter of zij niet wist hoe ik hier aan goede fietsroutes kon komen. In een handomdraai had ik via haar 10.000 volgers een dozijn tips met goede routes binnen. Ik kon ze zo op internet vinden en zou meteen eropuit kunnen gaan.

Zou kunnen. Want ik deed het dus niet.

Twee kinderen.

Een freelance bestaan.

Een onzekere en altijd veranderlijke agenda.

Vijf keer verkouden in drie maanden tijd.

Ik kan er heel veel excuses voor verzinnen, maar uiteindelijk telt er maar één: ik ben gewoon niet fanatiek genoeg. Een boek op de bank is ook prima, zeg maar.

Wat ik dan wel weer heb, is een peperduur abonnement op een luxe sportschool in de buurt. Met eigen zwembad, spa, sauna, noem maar op. Ik ga er dus veel te weinig naar toe. Waarom? Lees bovenstaande zes regels nog maar eens een keertje.

Maar toen ik vandaag via mijn telefoon eraan werd herinnerd, dat fietsvriendin Marijn bij het Radio1 programma Kunststofzou zitten, dook het inieminie-fanatiekelingetje weer op en ik kreeg een goed idee.

Een uur lang een radioprogramma terugluisteren kun je stil op de bank zittend doen. Of lopend door je huis, de vuile was bij elkaar rapend en opruimend. Maar dat kun je dus ook doen op een fiets.

Voor buiten vond ik het wat te laat. (Weer een excuus natuurlijk). Maar binnen fietsen zag ik wel zitten. (Marijn spreekt er schande van, want dat is toch echt het allerlaatste wat je als fietser wilt doen. Binnen fietsen. Haar Tacx ziet ze als een noodzakelijk kwaad, als het in Nederland echt te koud of nat is om te fietsen, en toen ik ooit haar advies vroeg welke ik zou aanschaffen zodat ik thuis kon fietsen terwijl boven mijn baby sliep, wilde ze mij dat idee weer snel uit mijn hoofd praten. Is haar ook gelukt trouwens, ik heb nog steeds geen Tacx).

En dus nam ik plaats op de spinningfiets in mijn sportschool, hier 5 minuten vandaan. Naast een pezig mannetje met een kaal hoofd en gespierde, smalle benen. Type racefietser, dat leek me duidelijk. Op mijn oor kondigde Joost Prinsen vriendin Marijn aan, ik was zwaar onder de indruk en ging maar eens proberen mijn fietsschoenen in de pedalen te klikken.

Lukte niet.

Die meneer naast mij gebaarde dat ik mijn oordoppen eruit moest doen. “Jij hebt geen SPD”, zei hij. SPD? Dat is de Duitse PvdA, maar dit ging dus ergens anders over. Ik keek naar mijn schoenzolen, en er stond echt SPD bij. Maar er bleken platen op te zitten, en die kunnen niet in een spinningfiets. Kortom: daar zat ik met mijn toffe fietsschoenen.

Dan maar in de beugels (afgang) en fietsen. Af en toe wat weerstand erbij. Maar niet te fanatiek dus, ik wilde tenslotte ook naar mijn vriendin luisteren. Die vent naast mij analyseerde ondertussen wat ik deed. Toen ik ging staan, gebaarde hij weer. “Probeer je billen eens rustig te houden. En je bovenlichaam stil. Nu slingert je fiets en dat kost je tijd.”

Het was me niet te doen om tijd.

Het was me niet te doen om mijn houding.

Maar omdat voor vriendin Marijn dat soort dingen wel allemaal belangrijk zijn (haar boek staat tenslotte ook in mijn kast en ik volg bijna al haar wedstrijden, ook op afstand), deed ik toch gewoon maar eens mijn best. Om me tijdens het gesprek weer een beetje in te kunnen voelen in hoe het moet zijn. Om een echte fanatieke profwielrenster te zijn.

Dat lukt natuurlijk niet.

Want ik ben tenslotte niet fanatiek genoeg. Ik zit hier, veilig binnen, een beetje wegkabbelend (maar wel zwetend) op mijn fietsie. 650 km bij haar vandaan.

Maar toch. Ik ben het aan haar verplicht om me in te leven. Ook al is het maar een poging. Terwijl ik naar haar luister, bedenk ik me dat de fietsbroek met zeem die langzaam doordrenkt raakt met mijn amateurzweet, van haar is. Eén van haar eersten, gekocht nog voordat ze de kleding van haar team(s) kreeg. En die ze dus cadeau gaf aan mij. Want haar kast puilde inmiddels uit van de zeemlappen.

In de uitzending van vanavond maakte ze bekend dat ze een wekelijkse column in Trouw krijgt. Als opvolgster van DE MART die er na 35 jaar mee stopt.

Ik denk dat ik maar eens een handtekening ga vragen. Op mijn/haar fietsbroek. Met witte stift op zwart.

En ik wou dat ik af en toe even fanatiek was als zij. Heel even.

Maar als ik afstap, denk ik: Zo is het goed. Dit was een fijn uurtje. Dan maar niet fanatiek.

Snel naar huis. Nog een wijntje. En een chocolaatje.