DE BILT – ‘Semper paratus’ staat op de boomdikke onderarm van brandweerman Peter Dekker. Het is zijn motto in het Latijn. Altijd paraat. Dus ook toen vorige week donderdag een melding binnenkwam van een gaslek in een flat in Bilthoven.
TV-item voor RTV Utrecht van Ulrike Nagel.
Normaal gesproken een routineklus. Meldingen als deze krijgen ze wel vaker bij de Veiligheidsregio Utrecht. Maar deze donderdag loopt alles anders. Door een gasexplosie komen Dekker en zijn collega’s onder het puin van de ingestorte flat terecht.
Een week later is niet eens een schaafwond te zien. “Het is heel wonderlijk”, erkent Dekker. “Mijn collega en ik zijn op een of andere manier zonder enig ernstig letsel naar buiten gestapt.” Tuurlijk: een paar beurse plekken, wat stijfjes hier en daar, en een beetje spierpijn. “Maar verder eigenlijk niets noemenswaardig.”
Geen reden tot paniek
De dag begon als iedere andere. “We kregen te horen van de meldkamer dat er werkzaamheden in het gebouw waren, waarbij een gasleiding was geraakt.” Het gebouw was toen al ontruimd. Dekker brengt zijn manschappen in staat van paraatheid en pakt zijn meetapparatuur – zuurstofmeter, warmtebeeldcamera – mee.
Volgens die apparatuur is in de Bilthovense flat geen reden tot paniek. Maar terwijl Dekker en zijn collega’s nog aan het controleren zijn of er écht niemand in het gebouw is achtergebleven, vindt de eerste explosie plaats.
Lees ook: Ingestorte flat Bilthoven nog weken onbewoonbaar, moet wellicht worden gesloopt
“Dat was al schrikken. Zo’n drukgolf maakt indruk”, vertelt Dekker. Hij besluit met zijn collega’s het gebouw te ventileren, om zo het gas uit de flat te drijven. Maar de tweede explosie is ze voor. Nog voordat zijn collega’s de ventilator kunnen installeren, gaat het mis.
‘In een keer was zwart’
Een grote klap. “In een keer was het zwart en lagen we onder het puin”, herinnert Dekker zich. Wat schiet op zo’n moment door het hoofd van een brandweerman? “Eerst: controleren of je zelf in orde bent. Wat kan ik nog bewegen? Dan kijken of je collega reageert. Het moeilijke is dat je niet weet wat er om je heen gebeurd is. Je weet niet of je weg kan komen.”
Ik ben ook niet van steen. Ik hoop dat het een plekje krijgt door erover te blijven praten.
Peter Dekker
Dekkers onderbenen liggen vast onder het puin, maar hij kan zijn armen nog bewegen. Nadat hij met zijn collega wat ruimte heeft gecreëerd, kunnen ze loskomen en haasten ze zich een weg naar buiten. Pas als de brandweermannen het gebouw zijn ontvlucht, dringt de omvang van de schade tot ze door. “Toen zagen we pas dat het hele trappenhuis naar beneden was gekomen.”
Maar nog voordat ze goed en wel kunnen bekomen van de schrik schiet de volgende vraag al door hun hoofd: waar zijn de andere collega’s en hoe zijn die eraan toe? “Je bent op zo’n moment verantwoordelijk voor zes gezinnen. Daarvoor hebben we gelukkig protocollen waardoor er een hoop hulptroepen in beweging komen om ons te helpen.”
‘Engeltje op onze schouders’
De brandweerman vertelt erover met een glimlach. Maar hij realiseert zich dat dit ook anders af had kunnen lopen. “Als je nu terugkijkt wat er precies gebeurd is dan denk je wel: we hebben een engeltje op onze schouders gehad.”
Ook al was Dekker alweer na twee dagen rust aan het werk: de explosie laat zijn sporen na. Niet lang na het ongeluk kwam een melding binnen van een gaslek en een vreemde lucht, nota bene in het gebouw tegenover de ingestorte flat. “Daar ga je met een dubbel gevoel naartoe”, erkent Dekker. “Maar dit is wel ons werk. Helemaal zonder gevaar is het nooit. ”
Niet alle collega’s brachten het er zo goed vanaf als Dekker. Een van hen ligt nog steeds in het ziekenhuis met verwondingen, al zijn de prognoses goed. De rest van zijn collega’s werd naar huis gestuurd na controle in het ziekenhuis.
Van de fysieke klap is hij inmiddels bijna bekomen, maar dat de emotionele klap nog moet komen sluit Dekker niet uit. “Ik ben ook niet van steen. Ik hoop dat het een plekje krijgt door erover te blijven praten. Dat je het ergens in een laatje kunt stoppen en er af en toe eens op terug kunt kijken.”