Nu weet ik het. Ik ben maar een provinciaaltje. Wat ik stiekem niet graag wil toegeven, staat vandaag gewoon zwart op wit in een Berlijnse krant.
De Berlijner is – anders dan alle bezoekers en toeristen in de stad denken – eigenlijk maar een dorpsbewoner. Verder dan zijn eigen Kiez komt ie niet. Als hij naast een Beier in de S-Bahn zit, walgt ie van zoveel buitenberlijnse invloeden.
De hele Prenzlauer Berg wordt bevolkt door Westduitse Yuppen, te herkennen aan hun Bugaboos. Met kerst kun je daar pas prima parkeren, want dan is iedereen weer ´naar huis´, naar Keulen of Paderborn of Freiburg. De Berlijner krijgt heel veel rimpels op zijn voorhoofd als hij aan Prenzlauer Berg denkt.
En ik hoor dus ook bij het genus dat zijn eigen stad minder goed kent dan de gemiddelde toerist. Geef ik bij deze ruimhartig toe. Nee, ik weet niet goed welk hotel mooi is om in te overnachten (dat doe ik namelijk nooit). Nee, ik weet ook niet waar je goed kan stappen (dat doe ik namelijk ook bijna nooit). Ja, ik weet wel een paar goede cafés, maar jouw reisgids kent er meer.
En als ik ergens aan de westkant van de stad moet zijn zoals vandaag, moet ook ik gewoon even op het S-Bahnplan kijken.
Ik weet wel hoe het is om hier iedere dag naar school te gaan. Om dagelijks de Berlijnse krant te lezen. En ik vind het gewoon om in de S-Bahn een boek te lezen in plaats van door het raam zitten staren. Zonder op te kijken weet ik ook waar ik uit moet stappen en buiten het station werkt mijn ingebouwde kompas feilloos.
Maar boven alles: ik weet hoe het voelt om hier thuis te zijn.