Antonov

Red Anotov airplane in Berlin by Ulrike Nagel
Red Anotov airplane and Max in Berlin by Ulrike Nagel

In oktober vorig jaar maakte ik deze foto. Op vliegveld Bienenfarm in Brandenburg, ten westen van Berlijn, toen we zelf een rondvlucht met een Cessna gingen maken. Op de achtergrond een oude Antonov, prachtig rood glinsterend in de zon. En hij matchte zo goed met de muts van mijn zoon.

Lees verder “Antonov”

Aardige Duitsers bestaan: Mijn Apotheker!

Berlijn is maar een dorp.

Dat is niks nieuws, in feite is het een verzameling van allemaal dorpjes. Zo is de stad gegroeid, zo begon het allemaal in de Nikolaiviertel. Het dorpje Cölln en het dorpje Berlin kregen een brug, en toen was er een stad.  Waar steeds meer dorpjes (wijken) bij gingen horen. Die allemaal aan elkaar groeiden. Wie zijn eigen wijk niet uitkomt, noemt het ‘Kiez’ en gedraagt zich behoorlijk hetzelfde als iemand uit een Nederlands, Engels of Frans dorpje. Dorf. Village.

Lees verder “Aardige Duitsers bestaan: Mijn Apotheker!”

1 jaar

Onlangs zag ik de foto weer. Mezelf zittend achter het vertrouwde bureau in Utrecht. Quotenknaller – zo heette mijn dienst op mijn laatste dag. Het nieuws op de hielen, zodra een bericht binnenkomt, bellen, bellen, bellen, en om reactie vragen. Teksten typen en alles even later in het nieuwsbulletin terughoren. Geen relaxte laatste dag, maar toch een hele eenduidige taak, met mij als vis in het water, aan het roer, de boel onder controle, hoe je het noemen wil. Professionele soepelheid. Zo voelde het vaak. En ook op die dag.

Lees verder “1 jaar”

Fanatiek fietsen

Ik ben niet zo’n fanatiekeling. Althans, in het begin wel heel even. Dan wil ik ineens piano leren spelen of geneeskunde studeren. Heel fanatiek ratelt het dan in mijn hoofd. Maar na vijf minuten sterft het idee alweer een stille dood. Terwijl het dus wel heel even serieus aanvoelde.

Lees verder “Fanatiek fietsen”

Wennen

Vergezichten met groen gras, blauwe zee, zand zover je kunt kijken.

Gezellig aan tafel schuiven in het huis van goede vrienden.

Fietsen naar het Amsterdamse bos, ijsjes eten – ook als het daar nog te koud voor is.

De benen languit in een stacaravan met oranje vlaggetjes.

Lees verder “Wennen”

Eisfieber

Ik had een goed idee, vond ik.

Simpel, maar vaak zijn dat de besten. In Nederland zie je alweer een hele week lang schaatsreportages op televisie. Hoe dik het ijs is. Wanneer je erop kan. Welke plaats de eerste marathon op natuurijs binnenhaalt. Wat de ijsmeesters erover zeggen. Welke ijsbanen vernield zijn met zout. Hoe met man en macht geprobeerd wordt de sneeuw van het ijs te blazen. Hoe mensen onder het ijs belanden. Hoe tochten worden gestaakt, omdat schaatsers door het ijs zakken (zojuist gebeurd in Overijssel).

Lees verder “Eisfieber”

Nog (heel even) stil

Het zijn al meer dan 20 miljoen overnachtingen per jaar. En het worden alsmaar meer.

Toeristen houden van Berlijn.

Engelsen, Nederlanders en Amerikanen komen het meest. (Maar liefst 10% meer Nederlanders dan vorig jaar. Zou het iets met onze verhuizing te maken hebben? We hebben al veel bezoek gehad, :-).

Maar nu is het Kerst. Nog een heel dagje.

En dan is de stad leeg.

Engelsen blijven in Engeland.

Amerikanen in Amerika.

En Nederlanders in Nederland.

Lees verder “Nog (heel even) stil”

Hier ontkomen we er ook niet aan

650 kilometer verderop gaan wonen betekent niet dat we de belangrijkste man van het jaar hoeven te missen: de Sint. Die blijkt namelijk ook prima in Berlijn te kunnen komen.

Of hij dat via de daken deed of misschien gewoon in de trein stapte, of dat het toch stiekem maar een verklede Nederlander was die er ongelofelijk goed bijklust – dat doet er gelukkig niet toe, want mijn kind vraagt nog niet naar zulke dingen.

Lees verder “Hier ontkomen we er ook niet aan”

School

Iedere dinsdag is het schooldag.

Niks bijzonders wellicht, maar voor een 4-jarig jongetje dat tegenwoordig overgeheveld is naar Duitsland, is dat hier best wel apart.

Kinderen gaan in Duitsland namelijk pas naar school als ze 6 zijn. De tijd daarvoor brengen ze ook niet door in een kleuterschool, maar in een ‘Kita’.
(Dat woord vond ik een paar maanden geleden nog superstom, maar een mens went zoals bekend aan alles en inmiddels is het ook uit mijn mond vaker te horen dan me ooit lief was. ‘Kita’ is de korte vorm voor ‘Kindertagesstätte’. En dat is weer een erg lange bewoording voor ‘Kindergarten’, zoals het in mijn tijd nog gewoon heette.)

Kinderopvang dus.
Geen school.

Ze kunnen er heerlijk spelen. Krijgen vriendjes. Kunnen klimmen, dollen, leren liedjes, gaan samen handen wassen, samen eten, samen knutselen, samen boekjes kijken. Maken iedere week een ‘Ausflug’ (een kort uitstapje naar het bos, één halte met de S-Bahn, of alleen naar de volgende nieuwe speeltuin – hoe klein en kort het uitstapje ook is – voor kinderen is het een groot avontuur). Soms hebben ze zelfs een stagiaire die Nederlandse liedjes kan zingen, omdat ze er voor een deel is opgegroeid. Dat kan allemaal.

Althans, wel in onze Kita. Waar ik heel blij mee ben. Waar de groepen klein zijn en alles vrij overzichtelijk. Waar de ouders elkaar goed kennen en dus makkelijk met elkaar omgaan. Waar ieder kind persoonlijke aandacht krijgt, omdat daar de tijd en ook de ruimte voor is.

En toch, en toch – zou het niet al leuk zijn als Max gewoon ook al wat letters zou leren? Stil zitten in een klasje? Taken en opdrachten zou krijgen? Dingen die hij nu al lang zou doen als we in Nederland waren gebleven?

Nou, dat kan dus. Op mijn zoektocht naar Sinterklaas in Berlijn (en die bestaat, daarover meer in het volgende blog), stuitte ik via de website van de Nederlandse ambassade op een boeiende link: De Nederlandse school.

Die bestaat dus. In Berlijn. En die is exact zoals ie klinkt: lessen voor kinderen van 4 tot 12, met Nederlandse juffen en meesters, met een lesrooster, met schoolreisjes, met Koninginnedag, met rapporten en zelfs de CITO-toets.

Je kunt er alleen niet iedere dag naar toe, maar één keer per week een paar uurtjes. En dus reist Max nu iedere dinsdag zo’n beetje door de hele stad om in een mooi oud rood schoolgebouw les te krijgen van juf Marion. In het Nederlands, met andere Duits-Nederlandse kinderen wiens ouders ook ooit zin hadden in een internationale relatie en waar al die jongens en meisjes in de groepen het resultaat van zijn.

In de schoolgids staat dat ze volgens de Nederlandse manier letters leren. Iedere maand één. En na Max’ eerste ‘les’ merkte ik al een duidelijk verschil met de kinderopvang. Ze hadden lettergrepen geklapt. En moesten dan invullen hoeveel lettergrepen ze hadden gehoord. Of onderstrepen wat het eerste woord in een zin is.

Geen denken aan bij de Duitse kinderopvang. Duitsers gruwen ervan als kinderen vroeg iets ‘moeten’ leren. Want zo zien ze dat. Ze moeten zo lang mogelijk klein blijven. Letters leren kinderen hier vrij laat. En langzaam. De afgelopen jaren wil de overheid stimuleren dat kinderen met 5 ook al naar school kunnen. Maar de meeste ouders vinden dat idee vreselijk. En verzetten zich daartegen. Vragen regelmatig om uitstel van een jaar.

Max vindt het tof. Voor zover ik dat kan beoordelen, want ouders zijn er natuurlijk niet bij in de les. Hij zet zijn werkmap bij binnenkomst meteen op het plankje dat daarvoor bedoeld is. Hij heeft een etui met zijn eigen pennen en een schaar. En dat legt hij al vanzelfsprekend naast die van de andere kinderen. Hij gaat op een stoel zitten. Aanschuiven aan een tafel. En luisteren naar de opdrachten.

Hoe hij het doet, weet ik nog niet precies. Of hij de strepen op de blaadjes echt allemaal zelf zet, of hij de rondjes allemaal zelf inkleurt – maar ik denk toch van wel. Na drie lessen ben ik al onder de indruk.

En dat zullen oma en opa in Nederland ook zijn als we met Kerst gewoon een Nederlands rapport kunnen laten zien. Van een Nederlandse school. Ook al wonen we in Berlijn.

Soms is de wereld echt helemaal te gek.