Stap 1: Wohnungssuche

En dan moeten we nu dus gaan nadenken. Want waar ga we uiteindelijk wonen in een stad met 3,5 miljoen mensen?

De keuze is er reuze.

We kunnen meedoen met de hippe en alom bekende wijken, die uit de Lonely
Planet niet meer zijn weg te slaan. Mitte, Prenzlauer Berg, Kreuzberg.

Of de wijken die meteen daarna op het lijstje staan en volgens de kenners
‘im Kommen sind’. Neukölln, Pankow of zelfs Wedding.

Mijn tijd in Berlijn begon op mijn vijfde in een koud twee-kamer appartement
in Lichtenberg. De kolenkachel (we hebben het over 1985), waarvoor mijn vader
iedere ochtend in de kelder zwarte brikets moest halen, zorgde ervoor dat we
één jaar later vertrokken naar Berlin Marzahn.

Aan de oostelijke rand van de stad hadden onze socialistische leiders
nieuwbouwwoningen uit grote betonplaten neergekwakt, met warm water en centrale
verwarming. Daar trokken wij graag in.

Als kind vond ik het daar geweldig – nu is ‘die Platte’ op een of andere
manier geen optie meer. (Ook al willen de woningbouwcorporaties dolgraag dat
mensen als wij komen aanwaaien. Ze proberen nieuwe huurders te lokken met een
jaar lang gratis luiers bijvoorbeeld.)

Maar wat dan wel?

We keken eens goed rond in
het wijkje waar mijn ouders wonen.Nog maar een paar jaar oud, gebouwd
door Nederlandse bedrijven en in Hollandse stijl. Rijtjeshuizen met tuinen,
flats met grote kamers, en voor de deur parkjes en water. Dat is zelden in
Berlijn.

Nee, het is niet hip. Nee, we wonen dan niet
boven een beroemde club. Nee, geen hordes toeristen.Geen enkele zelfs.
In plaats daarvan een rustige autoluwe oase met dorpskarakter en veel kinderen.

En toch: vijf S-Bahn-haltes van Alexanderplatz, met bootjes voor de deur en
uitzicht op de televisietoren. Naast de deur een voormalige gevangenis waar
Erich Honecker nog is vastgehouden. Toch een beetje hip dus.

En met mijn ouders op loopafstand, zodat Max op ieder moment in hun tuin kan
spelen als het balkon te klein wordt.

Eigenlijk ideaal. Dit moeten we gaan doen.

De eerste stap is gezet, de eerste keuze gemaakt. Nu het volgende: de Duitse
bureaucratie.

De eerste stapel formulieren ligt klaar om te worden ingevuld.

Terug naar Berlijn (echt!)

Berlin Alexanderplatz mit Fernsehturm und Weltzeituhr

Veertien jaar geleden wilde ik weg.

Weg uit de grote stad. Weg van mijn ouders. Naar mijn vriendje in Nederland.

Op naar een nieuwe wereld, in mijn uppie. Studeren in een bekende, maar toch ook nog vreemde taal. In het voor mij destijds nog totaal onontgonnen Groningen.

Het duurde even, maar dat kakelverse, nog onwennige landje werd mijn nieuwe thuis. En is dat – zoveel tijd na dato en ondanks alle politieke en economische aardverschuivingen – nog steeds.

Lees verder “Terug naar Berlijn (echt!)”

Gastdocent

Journalistiek in Groningen
Journalistiek in Groningen

Het is nog maar even geleden. Ik slof hier met mijn tas vol syllabi over de gangen. Trek een geel-blauwe stoel in de kantine van tafel en schuif aan voor een broodje kroket. Destijds nog een exotische explosie op mijn Duitse tong.

Achter de hoge witte deuren met blauwe handvatten zit ik tussen de bankjes te luisteren naar de docent Engels die mij een Brits correct ‘Winnieh the Pouuuuuuuuh’ probeert te ontlokken.

Ik heb het over 1998, het jaar waarin ik aan mijn studie in Groningen begon.

Lees verder “Gastdocent”

Heiligabend in ons uppie

Ulrike, Jos en de kids
Ulrike, Jos en de kids

Vorig jaar stonden we met z’n drieën op een tochtig en koud perron in Hengelo. Op de 24e ‘s ochtends te wachten op onze trein naar Berlijn.
Die kwam niet. Om winterse redenen: de bovenleiding bij Hannover was bevroren. Geen enkele trein naar het Oosten die dag. En alle vierkante meters tussen Zeeland en de Oostzee waren bedekt met dikke meters sneeuw. Geen ontkomen aan.

Lees verder “Heiligabend in ons uppie”

Kiezkind

Nee, geen dierentuin. En ook geen pretpark. Ja, ok, speeltuinen – dat hebben we wel gedaan. Want die zijn er zat in deze stad. Maar deze week heb ik ook eens de alternatieve kinderroute gekozen.

En die leidt langs winkels en cafés, plekken waar het voor zowel moeder/vader als voor het kind goed vertoeven is. Zonder gebrul, gejank, onrustig heen en weer tollen of trekken aan rok of broek. Die route bestaat!

Begin dan bij het Kinderkaufhaus in de Torstraße (U-Bahn Rosenthaler Platz). Speelgoed, kleren, hebbedingen, aparte designs en voor kleine mannen een opgestelde Brio-treinset, waar kinderhanden de brug over het spoor wel duizend keer ongestoord omhoog en weer omlaag kunnen draaien.

Daarna via de Brunnenstraße omhoog naar de Veteranenstraße, stukje lopen (Buggy aanbevolen, anders wordt kind aan het begin van de dag al moe). Frau Tulpe – dat is alleen voor creatieve dames interessant; heren en kinderen gaan zich hier misschien iets sneller vervelen. Alhoewel – toen ik de stoffen met auto- en Straßenbahnprint aanwees, begreep zelfs Max dat het best leuk kan zijn om binnenkort een kussen met Berlijnse voertuigen erop op zijn bed te hebben liggen.

Door naar de Kastanienallee en dan een stuk met de échte Straßenbahn. Ik hoef niet uit te leggen volgens mij dat ´Der Weg ist das Ziel´ vooral voor kleine kinderen geldt. Het maakt Max niet uit waar we naar toe gaan, als we maar zoveel verschillende Verkehrsmittel nemen als mogelijk is.

Dan struinen we door de beroemd beruchte Prenzlauer Berg. De biowijk. Want echt – hoe mooi het hier allemaal ook is, het woordje ´bio´ (als in biologisch) schreeuwt je vanaf iedere hoek tegemoet. Daar moet je tegen kunnen. Zo heeft het verder briljante ´Das Spielzimmer´ Biokäse, Biobrot, Biomilch, Biojoghurt, Biobrause….etc. Één keer dat voorzetsel volstaat hier niet. Maar als je daar overheen kan lezen, dan is deze woonkamer voor kinderen relaxt en tof, want achterin zit een dikke indoorspeeltuin. En ook voorin is een ballenbak, een glijbaan en nog wat van die dingen. Zodat jij ook eens lekker de krant kan lezen.

Met mooi weer loop je tien meter verder naar de Helmholtzplatz, waar een grote speeltuin is, incluis café voor kinderen en ouders (met zelfs binnen een zandbak), en buiten auto´s, driewielers en meer van dat gespuis.

Voor de zwangeren onder ons zit om de hoek op de Lychener Straße ´Sexy Mama´. Klinkt stom, maar de collectie is groot, geweldig en niet zo heel erg duur. En ook hier: een uitgebreide speelhoek. Zodat je kan passen, en passen, en passen, en passen, en passen, en …. ok, na drie kwartier wordt het tijd om weer verder te trekken. Of naar huis te gaan.

Je kind (althans: mijn kind) zal in de S- en U-Bahn voldaan in slaap vallen (ook daarvoor is de Buggy handig).

Mocht je toch nog verder willen trekken en je vindt de dag nog niet hip genoeg, ga dan naar Schlesisches Tor en strek je voeten uit op de houten bankjes van Freischwimmer of Club der Visionäre. Eigenlijk überjonge, überspiffy uitgaansgelegenheden met housemuziek. Dat vinden ook driejarigen goed, als de zon maar schijnt, en je hen er appelsap bij serveert.

Bovendien liggen daarnaast oude tramsporen (werkt bij ons heel goed als attractie) en met gras overgroeide auto´s (nog mooier). Kortom, ik denk niet dat het veel hipper kan met kinderen.
Mijn eigen Berlijnse Kiezkind heeft zich in ieder geval uitstekend vermaakt.

En ik ook.

Nieuw (een fotoverslag)

Iedere keer is er weer iets nieuws. Een zandheuveltje weg – een gebouw erbij. Of eentje verdwenen.
Dat is Berlijn.


Vriend J. staart al bij aankomst uit het raam en verbaast zich. ‘Dit stond hier toch nog niet? En wanneer hebben ze dat er nou bijgezet?’.

In de regen wandelen we naar een nieuwe aanwinst van de stad. De Humboldtbox. Een grijsblauwe kubus midden op de Schlossplatz. Hartje centrum, daar waar de Palast der Republik stond en neer is gehaald. En waar nu het Berliner Stadtschloss weer moet herrijzen.


Entree: 2 Euro. Dat begint goed. Binnen historische films over het stadskasteel dat hier altijd stond, in de Tweede Wereldoorlog flink beschadigd raakte en in 1950 door de Oostduitse regering werd opgeblazen.


Boven: tentoonstellingen van de Humboldt Universität. Prachtige panorama’s door brede dikke raampartijen. En bovenop al dat een terras, met chique stoelen, lekkere koffie en een beetje champagnegevoel.


Als je hier naar beneden tuurt, zie je ineens restanten van het kasteel. Oude tegelvloeren. Stenen. Muurtjes. Ontbloot aan de buitenlucht, nu de parkeerplaats die hier jarenlang zat, is opengebroken.

Een apart gezicht. Terwijl ‘t een historische stad is, zijn er zelden echt archeologische resten te zien. En dat er echt nog iets van het fundament van het Stadtschloss hier onder zou zitten – dat had ik in de verste verte niet bedacht. Toch wat minder grondig in het opruimen, die Duitsers.


Alweer iets nieuws dus. In de stad die ik toch iedere keer weer denk te kennen. Ik ben nu bijna zover dat ik dat Stadtschloss ook echt gebouwd wil zien worden. Terwijl het veel te duur is en ook nog eens een slap aftreksel wordt van hoe het er vroeger uitzag.

Maar toch. Als het ergens kan, dan in deze stad.

De wondere wereld van…

Nee, mijn laarzen heb ik nog niet gevonden.
Maar even iets anders.

Ik ben al aan alles gewend in Nederland. Het warme avondeten, verjaardagsslingers, satésaus, brood dat na drie dagen droog is – het is allemaal vertrouwd en in mijn Duitse bloedbanen gaan zitten.

Maar met een klein Nederlands kindje thuis komen er ineens onwennige taferelen voorbij. Zoals dus kinderverjaardagen.

En met name de zakjes die aan het einde uitgedeeld dienen te worden. Want ‘traktaties’ – dat is een MUST in Nederland.

Zelf jarig zijn en dan uitdelen – dat is de maatschappelijke norm. ‘s Neerlands beste winkelketen teert erop, op school wordt het erin gehamerd, de Nederlandse huisvrouw (en ook de vrouwelijke manager, daar niet van) staat te bakken, te naaien, te knutselen, tot ze er dood bij neervalt. Al die kinderen zullen gul worden verwend.

In Duitsland is dat een rare gedachte. Dat je de verjaardagstaart met de anderen deelt – daar kan ik nog een mouw aan passen, dat doen ze daar ook. Maar zelf kadootjes kopen voor de anderen? Terwijl je zelf de jarige bent? Die overladen moet worden met speelgoed, boeken en mooie t-shirts? En dat je moeder dat dan allemaal moet regelen?

Nee, dat kende ik niet.

Al heeft Duitse vriendin S. mijn mijmeringen alweer geloochenstraft. Zij kent het namelijk wel, dat fenomeen. Maar ze woonde dan ook ver ver in het Westen, dicht tegen de Nederlandse grens aan. Zou dat het verschil maken? Dat ze dat in het Oosten niet zien zitten?

In ieder geval heb ik me keurig aan de nationale regels gehouden. Ik heb zakjes gevuld. Met stuiterballen, schuimpjes en verjaardagstoeters. Niet alleen voor de vijf kinderen die gisteren op Max’ 3e verjaardag kwamen feesten, maar ook voor de 15 peuterspeelzaalvriendjes.

Hopelijk weten ze het te waarderen.
Want het zijn niet zomaar uitdeelzakjes.

Het zijn de allereerste uitdeelzakjes van deze Duitse moeder.

Een prijs, een prijs!

Het is dus gelukt. Ik kan een NL Award boven mijn bed hangen.

Geheel tegen de verwachting in (want er zijn ook zoveel andere goede verhalen), wonnen collega Eva M. en ik gisteravond de prijs voor de beste regionale tv- en radioproductie. Toen het werd ingestuurd, was ik op vakantie en bij terugkomst dacht ik: oh ja, dat was inderdaad best een toffe serie.

Vlak voor de bekendmaking flitste het door mijn hoofd: we worden het niet. Want de andere twee bijdrages waren politieker, inhoudelijker, grappiger.

Maar dan toch, de samenvatting van de jury.

“Leven en dood in tijden van voetbalgekte. Spannende radio waar echt iets gebeurt. Respectvol gemaakt. Een internationaal evenement vertaald naar de regio met een persoonlijke invalshoek. Het winnen programma in de categorie Radio Achtergrond is de ‘WK Soap’ van RTV Utrecht’.”

En toen mocht ik toch opstaan. (Collega Eva zat op dat moment met haar dikke zwangere buik in bad, en aangezien zij geen alcohol mag, kan ik de fles champagne nu alleen opdrinken.)

Trots en blij, dat wel.

> Benieuwd? Hier vind je de radioreportage die de prijs echt heeft gewonnen (een week later overleed Gerrit)

> En hier zijn delen van dehele serievoor tv te vinden

> En vergeet dan ook niet even naarDe Koerskte kijken, want die won ook!

Berliner Eis

Als het dan toch geen lente wil worden – dan liever zo. We gingen naar buiten om eendjes te voeren (dat doe je met een peuter van bijna 3), maar die bleken gevlogen.

In plaats daarvan – dit. Schaatsen hadden we niet bij ons, maar zo ging het ook. Prachtig glad, donker, dik. Zoals het hoort te zijn.



Berlijns ijs. (En wie goed kijkt, ziet de televisietoren in de mist.)

Maar ook de politie was er. Toen we aan de overkant waren, stopte een blauwe wagen met omroepsysteem: “An alle auf dem Eis! Wir haben Tauwetter! Wenn Sie einbrechen, dann tun Sie das auf eigene Gefahr.”

Ok, weer heel snel terug naar de overkant, voordat de dooi echt inzet. Met deze laatste stuiptrekking nog even als hoogtepunt van de afgelopen winter.

(Trouwens: mocht iemand nog echt van plan zijn om de schaatsen zo onder te binden en even snel hierheen te komen – doe maar niet. As we speak cirkelt een helikopter hier buiten het raam die met veel stemgeluid de laatste waaghalzen van het ijs trommelt. Daaaaaaaag winter!)

Ruimte

Twee weken nieuwe stijl liggen alweer achter mij. Op de eerste dag van het eindredacteursschap stond al de eerste collega bij mijn bureau. Hij had slecht nieuws: of ik even mijn camera plus kast aan hem af wilde staan.

Dat deed toch even pijn.

Al vijf jaar lang koester ik mijn apparatuur. Alles wat een volleerd camjo nodig heeft, zit in twee tassen. Een statief in die lange zwarte. (Tientallen keren ben ik onderweg gevraagd wat daar in hemelsnaam in zit. In december maakte ik nog een reportage over een studentenkoor in Utrecht. Op de gang vroegen wat jonge lui aan mij of ik misschien bij hun band wilde. Ze zochten nog iemand die trombone kon spelen.)

En die blauwe, de Portabrace. Die cameramensen over de hele wereld meteen herkennen. Ah! Daar heb je nog zo iemand! Iemand die iets met filmen doet!
Met daarin het belangrijkste, het échte instrument: de V1, (die inmiddels alweer ouderwets is, maar die me toch door dik en dun heeft begeleid en die geen één keer kapot is gegaan). De zender (zonder dat ding ben je nergens als camjo), koptelefoon (ik herinner me ineens dat ik er nog eentje heb laten liggen in een drogisterij in Soesterberg; wellicht kan die collega die nu nog even ophalen?). En een stapel bandjes en batterijen.

Potrabrace

Alles zomaar ineens in de handen van iemand anders.
Ik ben de afgelopen 14 dagen niet buiten geweest, ik heb niet gewit (met een wit blaadje de kleuren afstemmen), niet scherp gesteld, geen scherptediepteverlegging gedraaid, en mijn aandacht niet verdeeld tussen camera- en interviewtechniek.

En toch: ik vind mijn nieuwe baan leuk.
Meer dan leuk. Op zaterdag verheug ik me alweer op maandag, en dat lijkt me een goed teken.

De energie die eerder in het sjouwen van de spullen ging zitten, in de dubbele concentratie van het technische en het inhoudelijke draaien, in het autorijden, de vraag of alle informatie op locatie nog dezelfde zou zijn, en in de strakke deadline als je pas om vier uur weer achter de editset zit – al die adrenaline heb ik nu over om nog meer in mijn eigen hoofd te zitten. Er is ineens ruimte.

Om te bepalen welke onderwerpen eerst komen. Kranten beter te lezen. Het ANP te volgen. Voelsprieten te ontwikkelen voor hetgeen ik over een uur moet doen. In de regie te zitten. Veel beter naar teksten te kijken. Of naar de voorbereiding van een reportage. En tenslotte: reportages te beoordelen.
In al die dingen blijk ik ontzettend veel plezier te hebben.

Even heb ik overwogen om de naam van mijn blog te veranderen, maar ik vind dat ‘Ulli draait…nu even eindredacteursdiensten’ ook gewoon door de beugel kan.

En ook al heb ik met wat weemoed even afscheid genomen van hetgeen waar ik inmiddels mee vergroeid leek – als ik na mijn tijdelijke functie toch weer dolgraag buiten in de regen wil draaien en ik sta dan met lege handen, zonder camera, dan herinner ik mijn hoofdredacteur aan zijn woorden:
“Dan krijg je straks toch gewoon weer een gloednieuwe?”

Voorlopig is het even prachtig zoals het is.