Terug naar Berlijn (echt!)

Veertien jaar geleden wilde ik weg.

Weg uit de grote stad. Weg van mijn ouders. Naar mijn vriendje in Nederland.

Op naar een nieuwe wereld, in mijn uppie. Studeren in een bekende, maar toch ook nog vreemde taal. In het voor mij destijds nog totaal onontgonnen Groningen.

Het duurde even, maar dat kakelverse, nog onwennige landje werd mijn nieuwe thuis. En is dat – zoveel tijd na dato en ondanks alle politieke en economische aardverschuivingen – nog steeds.

Op de achtergrond altijd op de loer: dat andere thuis dat ik had verlaten. Berlijn. De grote vieze stad die in al die jaren wel vaker 180 graden om haar eigen as is gedraaid, om zichzelf daarna verder uit te vinden. Die veranderingen maakte ik maar zijdelings mee; om de twee maanden een ´Stippvisite´ en her en der een paar weken langer; meer zat er niet in.

Want Nederland was niet alleen thuis geworden, maar ook vooral werk, familie en kinderen. En dan zijn je minuten, uren, dagen en jaren dus snel gevuld.

Ondertussen werd de waslijst aan musea, fietspaden, meertjes, concerten en andere uitjes die we in Berlijn wilden beleven alsmaar langer. Terwijl onze tijd schaarser werd. En dus gingen we herhaaldelijk roepen dat we nog wel een keer een paar jaar hier moesten gaan wonen, wilden we al die dingen nog een keer gaan doen.

En nu is het geen kletspraat meer.

Geen grapje en ook geen plan dat nog in de keukenla ligt.

Het gaat gebeuren.

We gaan naar Berlijn.

Voor een paar jaar. Wonen, werken, kinderopvang, de hele rambam.

In mijn sollicitatiebrief voor de opleiding radio- en televisiejournalistiek had ik er ook wel eens aan gerefereerd: wat ik met de journalistiek wilde? Nou….misschien nog een keer correspondent worden in Berlijn? Door de ogen van een Nederlandse Duitse kijken? Of een Duitse Nederlandse? Dat leek me wel wat; ver voordat ik wist wat de Nederlandse media allemaal voor mij in petto zou hebben.

Nu – 14 jaar na mijn komst – gaan we. Midden in de zomer. Op de dag van de EK-finale.

Mijn camera gaat mee en mijn nog onuitgewerkte freelanceplannen ook.

De RBB (Rundfunk Berlin Brandenburg) wordt mijn eerste halte op dit nieuwe pad. Maar daar mogen ook nog andere klussen bijkomen.

Tot die tijd valt er nog een heleboel te regelen.

Een nieuwe wending, en dus ook een ´nieuw´ blog.

Wel met de oude, vertrouwde Ulli, die zin heeft in iets nieuws.

Maar die Nederland ook erg zal gaan missen.

Gastdocent

Het is nog maar even geleden. Ik slof hier met mijn tas vol syllabi over de gangen. Trek een geel-blauwe stoel in de kantine van tafel en schuif aan voor een broodje kroket. Destijds nog een exotische explosie op mijn Duitse tong.

Achter de hoge witte deuren met blauwe handvatten zit ik tussen de bankjes te luisteren naar de docent Engels die mij een Brits correct ‘Winnieh the Pouuuuuuuuh’ probeert te ontlokken.

Ik heb het over 1998, het jaar waarin ik aan mijn studie in Groningen begon.

Nu ben ik dus al veertien jaar ouder en dat feit – plus dat er in al die tijd toch wel iets van mij geworden is, en ik, gelukkig, een eigen vakgebied – camjo – heb weten te beheersen en veroveren – leidt tot een uitnodiging als gastdocent bij de afdeling journalistiek.

In 2011 deed ik het al een keer en nu mocht ik terugkomen. Een goed teken.

Zo voor de klas voel ik me abrupt weer één met de studenten. ‘Ja radio vind ik heel leuk. Maar televisie trekt me ook wel. Nee, ik weet nog niet zeker wat ik wil doen. Regionale televisie? Mwoahhh….ik kijk wel even.’

Ik had ook nog geen idee. Ik had nog niks gezien van omroepland, en ik wist niet waar mij deze opleiding naar toe zou brengen. Op welke halte ik uit zou stappen.

Want net – kort geleden – zat ik toch ook gewoon in die bankjes te luisteren naar de Hilversumse gastdocenten. Iedere les even fascinerend. Ieder voorbeeldje, iedere reportage opende weer tientallen nieuwe mogelijkheden en wegen.

De aantekeningen staan nota bene nog boven in de kast.

Deze keer moet ik in de pauze vragen naar de kolfkamer, en een koelkast – het bewijs dat ik deze generatie definitief achter me heb gelaten. Dat ik niet meer op het bankje zit, maar voor de klas sta.

Nog even en ze zeggen ‘mevrouw’ tegen me. (Maar gelukkig bleef me dat bespaard.)

Heiligabend in ons uppie

Vorig jaar stonden we met z’n drieën op een tochtig en koud perron in Hengelo. Op de 24e ’s ochtends te wachten op onze trein naar Berlijn.
Die kwam niet. Om winterse redenen: de bovenleiding bij Hannover was bevroren. Geen enkele trein naar het Oosten die dag. En alle vierkante meters tussen Zeeland en de Oostzee waren bedekt met dikke meters sneeuw. Geen ontkomen aan.

Dit jaar is het 7 graden en waar je ook kijkt: geen witte vlokken. Nu houden de meest recente ontwikkelingen (lees: de geboorte van Lotta) ons dit jaar aan huis gekluisterd. En dus vieren we Kerst met ons eigen kleine gezinnetje.

Dat betekent eigen tradities verzinnen. Niet naar Berlijn reizen waar alles altijd al klaar staat. Zelf een gans bestellen en uitzoeken hoe ie in de oven moet. Zelf een Weihnachtsteller samenstellen, zelf familie uitnodigen voor tweede kerstdag. Bedenken in welke volgorde we kerstavond doorbrengen.

Het leek me lastig, maar tot nu toe is het allemaal geslaagd en zelfs romantisch. Vriend J. en zoon M. zijn naar het voetbalveld gefietst terwijl ik de kadootjes ging inpakken en de zelf gemaakte Kartoffelsalat in de koelkast stond te wachten.

Toen de heren des huizes terug waren, hebben we via Skype gebeld met onze Duitse familie, wensen over en weer gewisseld en gelachen om het driejarig jongetje dat de kerstkoekjes van oma blij in de webcam houdt.

En dan – kaarsen aan, één keer met het nieuw aangeschafte belletje rinkelen – en cadeaus uitpakken.

Traditioneel Kartoffelsalat mit Würstchen, en daarna – een stuk minder traditioneel in mijn geval – naar de plaatselijke kerkdienst.

Plus: allemaal laat naar bed.

En vandaag? Halve boeken lezen, halve films kijken. Bankhangen en nog meer koekjes en chocola eten. En vooral niet naar buiten gaan.

De gans is bezig te ontdooien, en dus is er voor vandaag meer werk aan de winkel. Diner met acht volwassenen en twee kinderen.

Kerst zoals het hoort. Ook hier. Met z’n vieren.

RTV Utrecht wint twee NL-Awards

UTRECHT – RTV Utrecht heeft twee NL-Awards gewonnen. Dat zijn de jaarlijkse prijzen voor de beste regionale radio- en televisieproducties.

RTV Utrecht kreeg in de categorie Documentaire een award voor ‘De Koersk’. Deze productie van Erwin Raasveld vertelt het spannende verhaal van de broers Van Seumeren uit De Meern, die op de Barentszee de gezonken kernonderzeeër de Koersk weten te bergen.

Ulrike Nagel en Eva Munnik van RTV Utrecht wonnen de prijs in de categorie Radio Achtergrond. Ze maakten een real life-soap rondom compleet oranje versierde straten in Utrecht en Amersfoort tijdens het WK voetbal van afgelopen zomer.

Tijdens de de ROOS Dagen, het jaarlijkse congres voor regionale programmamakers, zijn de NL-Awards uitgereikt. De prijzen voor de beste producties van regionale omroepen worden jaarlijks uitgereikt. Alle winnaars en hun categorieën staan op de ROOS-website. De winnende en genomineerde programma’s zijn te zien en te beluisteren via de NL-Award-website.

Heen en weer

Een week geleden stapten we uit de trein vanuit Duitsland.

Binnen nanoseconden was ik niet alleen weer op Nederlandse bodem, maar dacht ik ook onmiddellijk aan morgen. Mijn werk, de oppas, de broodjes die ik ga smeren. Ik keek op teletekst of er nog interessante dingen zijn gebeurd terwijl we weg waren (nö) en programmeerde mijn brein weer op mijn oude gewone omgeving.

Maar ook die andere wereld, waar ik net vandaan kom, is heel gewoon en vertrouwd. Als ik daar zit, is Nederland mijlenver weg. En denk ik geen moment aan ons huis, onze buren of de televisieprogramma’s die we zouden kunnen missen.

Hoe kan het dan toch dat we Berlijn binnen enkele minuten weer zijn vergeten zodra we terug zijn?

Het is een wonderlijke switch die we tussen beide landen moeiteloos maken. Alleen tijdens grote voetbalwedstrijden zijn beide naties in mijn hoofd verenigd, krijgt de één op dinsdag aandacht, en de ander op woensdag.

Zoon Max begint nu ook enigszins onderscheid te maken tussen zijn twee gedaantes. Als hij rood-wit-blauw ziet, roept hij ‘Nederland’! En hij snapt inmiddels heel goed dat Oma in Berlijn echt alleen maar mama’s taal kan verstaan. En dus zegt hij “Kijk…”, denkt even na en herhaalt dan “Guck, Oma!”

Gisteren daagden we hem uit en vroegen: “In welk land wonen wij?”

“Thuis”, antwoordde Max.

Dakloos in Berlijn

Het is vijftien graden onder nul en ik sta met mijn camera bij de
Bahnhofsmission am Zoo. Een luikje gaat open en dan halen de daklozen een pakketje boterhammen op, een banaan en warme thee of koffie.

Veel meer hulp krijgen ze hier niet, dus om een slaapplek te
veroveren, zullen ze verder door de stad moeten trekken. Binnen spreek ik met de vrijwilligers en vraag of er iemand is die ik op weg naar een Notunterkunft kan begeleiden. En filmen.

Hij weet meteen iemand. “Aber die kann ich Ihnen eigentlich nicht zumuten.” (Met haar kan ik je eigenlijk niet opzadelen). Toch ga ik met haar praten.

Annette komt uit Nürnberg en is duidelijk in de war. Maar wel aardig en dus loop ik met haar mee. Na vijf minuten wordt duidelijk dat ik degene ben die haar op sleeptouw neemt in plaats van andersom. Ze wil haar tas geen meter meer dragen en als ik niet mee was, zou ze al lang
in de verkeerde trein zijn gestapt.

Ik probeer met één hand mooie opnames te maken, wat enigszins belemmerd wordt door de cameratas en het statief op mijn rug, en Annettes tas in mijn linker hand.

Als we goed op weg zijn, haakt vanuit het niets een Roemeense dakloze meneer aan, die geen Engels spreekt. “Bonita bonita” roept ie de hele tijd. En hij pakt zijn fiets en zet daar als vanzelfsprekend de tas van Annette op. Hij weet ook zonder woorden waar we naar toe moeten en loopt net zo lang mee tot we bij de blauwe deur met de noodslaapplekken zijn aangekomen.

Voor mannen is hier vanavond geen plek meer, maar als vrouw heeft Annette mazzel. Ze kan hier blijven en is inmiddels zo uitgeput dat ze niet meer met mij wil praten.

Het is 0 uur. Ik heb een reportage op zak en neem een taxi naar huis. De omroep betaalt. Waar Annette vanavond slaapt – geen idee.

Vakantie in etappes

“Der Berliner fährt keen Fahrrad nich’.” Zo of zo ongeveer zou je het kunnen zeggen. Althans: dat was vroeger zo. Toen ik klein was, wandelde ik tien minuten naar het S-Bahn station. Ik reed twee haltes mee, stapte braaf uit en wandelde dan weer tien minuten naar mijn schoolvriendin J.

Op de fiets had ik dat stuk makkelijk vele malen sneller kunnen afleggen. Maar dat bedenk ik me nu pas, met de Nederlandse sluier voor mijn ogen. We fietsten namelijk nooit in Berlijn.

Datzelfde vriendinnetje J. kan nu nog steeds niet fietsen. (Nou ja, ze kán het. Als je haar dwingt. Hebben we een keer gedaan, hier in Nederland. Ze ging mee. Op de vouwfiets. Maar het ging heel traag en ze begon gevaarlijk te wankelen zodra we een stoep naderden). Ze durft niet. Want heeft het als kind nooit goed geleerd.

Wat gek? Denk ik nu. Maar we hadden de bus, de S-Bahn, de tram en hele gezonde voeten die ons overal naar toe brachten.

Nu zijn we twintig jaar verder. Ineens zie je overal op straat fietsen getekend. Af en toe zelfs een rood fietspad (blijft de uitzondering). En sluit je bij het volgende stoplicht achteraan in de rij. De Berlijner is gaan fietsen.

Mijn oom A. zegt dan altijd (ik zou hem graag van een Berlijnse tongval willen voorzien, maar die heeft hij helemaal niet, en ik moet wel bij de waarheid blijven): “Ich war einer der ersten! Die andern können das alle nicht. Fahren alle mit Helm. Im Schneckentempo. Furchtbar!”

Mijn oom heeft gelijk. Volwassen kerels en mooie dames zetten zelfs op hun gewone stadsfiets een helm op. Kinderen sowieso. Eén grote helmparade langs de East Side Gallery, de Fernsehturm en ook im Treptower Park. De eerste keer dat ik met tweejarige voorop naast de vrachtwagens ging fietsen, begreep ik het ook heel even: de fietser is hier een schepsel van de onderste klasse. De automobilist steekt daar torenhoog boven uit. En als je dit wilt overleven, moet je voorzorgsmaatregelen nemen.

(Toch pas ik voor een helm. Het staat zo toeristisch. En Duits. Maar dat terzijde.)

Het is misschien onze grootste ontdekking van het afgelopen jaar. Het is heerlijk om door Berlijn te fietsen. En eindelijk snap ik (ja, zelfs ik, als eingefleischter Berliner), welke wijk aan welke grenst en merk ik dat ik hartstikke veel sneller ben dan die kleine zwarte GTI die ik nu al drie keer heb ingehaald.

Misschien zelfs sneller dan de S-Bahn. Maar die wil ik niet missen. En dus stappen we daar op de terugweg in. Met fiets en al. Voor 1,50 Euro.

(Omdat we zoveel hebben gedaan op vakantie, ga ik de ervaringen opsplitsen en jullie de komende tijd voorzien van reisverhalen.)